Door Pieter van Dijk | December 2022
In opdracht van RVO en het MVI-programma van de Topsector Energie
****
“Als ceo van Alliander mocht ik dat nooit zeggen. Maar als leider weet je het soms gewoon niet meer. Omdat je ziet dat als we doorgaan zoals we het tot nu toe altijd hebben gedaan, het gewoon niet meer gaat.”
— Peter Molengraaf, boegbeeld topsector Energie
Nederland, hoe hangt je vlag erbij?
Misschien denk je aan de omgekeerde vlaggen langs de weg, die er al weer zo lang hangen dat je ze bijna niet meer opmerkt. Of aan andere berichten die de voorpagina’s vullen, van oorlog tot energiearmoede, van woningnood tot hebben-we-straks-wel-genoeg-drinkwater?
Maar sta eens stil bij die vraag: hoe hangt de vlag erbij? Hoe gaat het in Nederland, met ons allemaal, met hoe we samenleven, met het landschap, met de natuur, met het toekomstperspectief voor jonge mensen? En voor alle Nederlanders die nu nog niet geboren zijn, maar op een dag zullen leven in het land waar wij nu verantwoordelijk voor zijn, voor zorgen. Of misschien: niet goed voor zorgen.
Als we ons beperken tot ‘ruimtelijk Nederland’, tot alle ontwikkelingen en opgaven die ruimtelijk van aard zijn (zoals landschap) of ruimte nodig hebben (zoals zonneparken en windmolens), dan zie je een vlag die nerveus wappert, die alle kanten op schiet. Er speelt heel veel tegelijkertijd. Favoriet woord in LinkedIn discussies hierover: polycrisis.
Een recent advies van het College van Rijksadviseurs over het landelijk gebied spreekt van ‘duizelingwekkend veel opgaven’. In hetzelfde rapport benoemt ze ook de urgentie: “Niet alleen het Rijk wil haast maken, ook voor natuur(beheerders) is het vijf over twaalf.” En in die combinatie van zowel de hoeveelheid van opgaven als de urgentie ervan, dreigt een belangrijke wijsheid te sneuvelen.
Namelijk: alleen in samenhang vinden we oplossingen die ons echt verder helpen.
De mens is onlosmakelijk verbonden met het wel en wee van de plek waar ze woont: de Aarde. Het is een reis door deze verbondenheid. De reis gaat verder dan persoonlijke behoeften en belangen, het gaat over je collectiviteit en het leven zelf.
— Manon Danker, het werk dat verbindt
Alles hangt met elkaar samen (behalve onze plannen)
Filosoof Henk Oosterling herinnert ons in zijn nieuwste boek Verzet in ecopanische tijden eraan dat integrale problemen, zoals de klimaatcrisis en de stikstofcrisis, voortdurend met sectorale oplossingen worden bestreden. Elke sector – de boeren, het onderwijs, de bouwsector, de zorg, de politiek – richt zich op eigen targets. Dat werkt niet, want oplossingen in de ene sector brengen nieuwe problemen in de andere met zich mee.
Een recent artikel in Nature vat het nog korter samen, als ze aandacht vraagt voor de wisselwerking tussen klimaatverandering en achteruitgang van biodiversiteit: “Enough of silo’s: develop a joint scientific agenda to understand the intertwined global crises of the Earth system.” Anders gezegd: alles hangt met elkaar samen en beïnvloedt elkaar. En we weten vaak niet eens hoe precies, want ook wetenschappelijke kennisdomeinen werken langs elkaar heen. Dit vergroot de kans dat er prachtige oplossingen worden gevonden voor het ene probleem, met desastreuze gevolgen voor het andere.
Het Planbureau voor de Leefomgeving onderstreept ‘de meerwaarde van samenhang’. Als je grote investeringen in stedelijke nieuwbouw, herstructurering en transformatie doet, investeer dan ook in klimaatadaptatie. Of verhoog het grondwaterpeil in veenweidegebieden met voordelen voor zowel klimaat, natuur, landschap als recreatie. Het gaat om samenhang tussen verschillende sectoren. Maar ook om de integratie van verschillende ‘dimensies’: sociaal, ecologisch, economisch.
Maar samenhang echt realiseren is moeilijk, zo zien we steeds weer opnieuw. Een voorbeeld. We willen duurzame energie. Dus we ontwikkelen windmolen- en zonneparken. Vanuit het principe ‘laagst mogelijke kosten’ geven we ruimte aan marktpartijen, die deze parken realiseren. En we verliezen een boel uit het oog.
Want wat schieten we ermee op als de duurzame stroom direct naar nieuwe datacenters gaat, en dus niet leidt tot minder niet-duurzame energie in het gebied? Het windmolenpark in de Wieringermeerpolder is hier een sprekend voorbeeld van. En als er geen verbinding en integratie wordt gezocht, bijvoorbeeld om de restwarmte van die datacentra te benutten? En wat doen grote zonneparken met de biodiversiteit van het gebied?
Meer in het algemeen zie je een patroon waarbij monofunctionele oplossingen, met een opbrengst die makkelijk in cijfers kan worden uitgedrukt, het winnen van plannen die meerdere doelen dienen, maar minder goed zijn door te rekenen. En dat is een probleem, want Nederland is te klein om alle opgaven naast en na elkaar te lijf te gaan. We moeten slim combineren. Integratie is onvermijdelijk.
De haast die voortkomt uit de gevoelde urgentie leidt tot onzorgvuldigheid en suboptimale ‘noodoplossingen’, aldus de Rijksadviseurs, die pleiten voor ‘transformatieve keuzes voor de langere termijn’. We vallen keer op keer voor de verleiding van mooie maar eenzijdige oplossingen, die rechts en links kansen op verbinding en meerwaarde laten liggen en soms zelfs averechts uitpakken voor het grotere geheel.
Keer op keer maken we keuzes vanuit een benauwd perspectief. Keuzes waarvan we eigenlijk al weten dat ze niet de beste zijn, omdat ze te weinig verbonden zijn met de rest van onze wereld. Of omdat we weten dat ze op de langere termijn niet heilzaam zijn voor mens en aarde. Toch maken we die keuzes steeds maar weer, worden we er zelfs voor beloond door de specifieke bubbel waar ieder van ons in zit.
Job well done.
Of kunnen we beter zeggen: penny wise, pound foolish?
“Ik heb het woord gebiedsinnovatie verzonnen, om te duiden wat er al gaande is en wat op veel meer plekken mag gaan ontstaan: de ontwikkeling van gebieden vanuit die gebieden zelf, de gemeenschappen, het landschap, de geschiedenis en de mogelijke toekomst.”
— Martine Verweij - directeur MVI topsector Energie
De plek waar alles samen komt: gebieden
Maar het gaat niet alleen om het ‘wat’, om het verbinden van allerlei doelen in allerlei sectoren. Het gaat ook om het ‘waar’. Want al die transities waar Nederland midden in zit, al die ontwikkelingen die zullen plaats vinden of die we graag willen, spelen zich uiteindelijk allemaal af in specifieke gebieden. Stukken Nederland met unieke kwaliteiten en kwetsbaarheden. Gebieden met een geschiedenis, met een identiteit. En niet te vergeten: met gemeenschappen die zelf ook dromen hebben over hun toekomst. Die zelf ook opvattingen hebben over wat wel en niet passend is in hun omgeving.
Pas als de verbinding met gebieden daadwerkelijk wordt gemaakt, is er sprake van ‘gebiedsinnovatie’: de ontwikkeling van gebieden vanuit die gebieden zelf, de gemeenschappen, het landschap, de geschiedenis en de mogelijke toekomst. Soms letterlijk maar altijd figuurlijk geworteld in de bodem van het gebied, in wat er al is, in wat er van nature wil ontstaan op die plek.
Een sprekend voorbeeld zijn de burgercoöperaties die in Rivierenland actief zijn. Een belangrijk wapenfeit is zijn de windmolenparken Deil en Avri in de gemeente West-Betuwe, door een collectief van private ontwikkelaars en een ‘burgerwindcoöperatie’. De windmolens leveren niet alleen groene stroom aan een heleboel huishoudens, ze financieren ook het voedselbos in de buurt en energiebesparende maatregelen die helpen om lokale energiearmoede tegen te gaan.
Al deze resultaten — zoals een heleboel groene stroom — zijn natuurlijk het belangrijkst, maar vergeet het proces niet. Want burgers die het voortouw nemen bij het plaatsen van windmolens en in gesprek gaan met andere, soms kritische of bevreesde bewoners en ondernemers, dat is een heel andere dynamiek dan wanneer overheden of grote bedrijven plannen maken en die proberen te laten landen in gebieden.
Of een initiatief nou uit een gebied zelf komt of van buiten, gebiedsinnovatie staat voor een diep besef van de identiteit van landschap en gemeenschap. Hoe zien de netwerken eruit? Welke partijen zijn actief in het gebied, zowel professioneel als maatschappelijk? Hoe kun je in gesprek komen met elkaar? Welke ‘landschapsbiografie’ kun je dan met elkaar maken, om die vervolgens leidend te laten zijn bij ideeën en concrete plannen?
Een krachtig model voor gebiedsinnovatie is het four returns model dat de NGO Commonland in de praktijk brengt. Wil het oude model van landgebruik eigenlijk maar één ding, namelijk maximale financiële winst per hectare, de vier returns gaan voor optimalisatie van vier zaken: inspiratie & hoop, lokale werkgelegenheid, ecologische regeneratie en financieel rendement.
Gebiedsinnovatie staat voor noodzakelijke vernieuwing en ontwikkeling in gebieden, met diepe wortels in landschap en gemeenschap. Het zijn innovaties die vaak wel een technologische component hebben, maar veel breder zijn dan technologie alleen. Het zijn processen die een grote diversiteit aan perspectieven en ideeën mobiliseren. Het zijn ontwikkelingen die dienend zijn aan het menselijk leven in een gebied, maar ook aan al het andere leven, aan de ecologie, de bodem, het water. Zowel nu als straks, en zelfs ver voorbij ‘straks’.
”Dat besef, van samenhang, van gemeenschap, het bouwen aan iets wat zo veel groter is dan dat wat je zelf voor elkaar kunt krijgen, dat is iets prachtigs.”
— Floris van Alkemade, voormalig Rijksbouwmeester
Maar hoe dan? Het Nieuwe Kompas
Als we de balans opmaken, hoe staat het er dan voor met gebiedsinnovatie? Is het al de vanzelfsprekende manier van werken in Nederland? Er zijn talloze ontwikkelingen, in het verleden en nu gaande, waarbij verschillende stakeholders bij elkaar kwamen, en samen met een gebied plannen hebben gemaakt. Processen waarin vaak ook verschillende doelstellingen werden geïntegreerd, denk aan het vaak en terecht geprezen Ruimte voor de Rivier. Tegelijkertijd is er nog een wereld te winnen en zijn we nog niet op het punt dat gebiedsinnovatie het ‘nieuwe normaal’ is.
Tijdens twee bijeenkomsten in 2022 — een tweedaagse in juni op landgoed Mariënwaerdt en een symposium in Woerden in september — onderzocht een diverse groep mensen hoe gebiedsinnovatie er in de praktijk uitziet en hoe we dit verder kunnen brengen. De tweedaagse, met als titel Het Nieuwe Kompas, was bovendien zelf een voorbeeld van hoe het proces van gezamenlijk onderzoeken eruit kan zien. Dit vanuit het besef dat echte vernieuwing niet alleen gaat over nieuwe concepten en technologieën, maar ook samenhangt met het vergroten van bewustzijn en het toelaten van een bredere, intuitieve en belichaamde wijsheid.
Het idee van een ‘Nieuw Kompas voor Nederland’ is om richting te helpen geven in processen van gebiedsontwikkeling. De volgende vijf ontwerpprincipes maken die richting nog meer concreet.
1 Ecologische regeneratie
Gebiedsinnovatie moet bijdragen aan het behoud of de regeneratie van de ecologische kwaliteit van het gebied. Bodem, water, biodiversiteit: als deze er niet op vooruit gaan, dan is de voorgenomen innovatie eigenlijk al mislukt. Minimaal vijf van de negen planetaire grenzen worden nu al overschreden, we hebben het dan over klimaatverandering, stikstof en fosfaat, biodiversiteit, zoetwatergebruik en de hoeveelheid bossen en wetlands. En de rest staat er ook niet echt goed voor.
Is bescherming en behoud van ecologische waarden het minimum, vaker zullen we moeten gaan voor ecologische regeneratie. Actieve verbetering van biodiversiteit, CO2-waarden en nog veel meer. Pas dan is gebiedsinnovatie echt goed voor een gebied zelf. Voor de grond, het water, de lucht, in het gebied. En het spreekt voor zich dat gebieden niet op zichzelf bestaan, maar altijd grenzen aan andere gebieden met wie soms moet worden samengewerkt en afgestemd over wat het beste is voor het grotere geheel.
Een brede blik op ecologische regeneratie betekent ook dat als je bijvoorbeeld kijkt naar zonneparken als belangrijk onderdeel van de energietransitie, dat je niet puur werkt aan een maximale opbrengst qua zonnestroom, maar ook de biodiversiteit in en rond zo’n park gaat vergroten. Dat is bij uitstek mogelijk blijkt uit succesvolle voorbeelden, maar toch worden volgens de universiteit Wageningen slechts 3 van de 25 zonneparken optimaal beheerd voor biodiversiteit.
De reden dat dit gebeurt kan variëren van een gebrek aan kennis, ervaring of durf, regelgeving die in de weg zit of subsidieregelingen die een monofunctionele insteek belonen. Maar waar het echt om gaat is dat iedereen die aan grote opgaven of projecten werkt, ecologische regeneratie integreert in beleid en projecten. Hoe dit concreet zou kunnen als het gaat om de energietransitie, was onderwerp van de verkenning Hoeders van bodem en water door Fransjan de Waard, gemaakt in opdracht van RvO.
2 Ontmoet elkaar in de tussenruimte
De uitdagingen waar we voor staan, gedragen zich vaak als ‘wicked problems’, zoals bestuurskundigen zeggen. Moeilijk oplosbare, taaie vraagstukken die zich slecht laten structuren en beheersen. Alleen al daarom moet je alle mogelijke perspectieven en dus stakeholders mobiliseren en met elkaar aan de slag gaan. De houding die daarbij hoort, is een lerende houding. De erkenning dat je niet alles weet en dat niemand in z’n eentje de wereld in al z’n complexiteit kan kennen.
Het is nodig om bewust een plek (letterlijk, maar ook figuurlijk) te creëren waar deze nieuwe verbindingen en inzichten kunnen ontstaan. Deze plek kenmerkt zich niet door fel debat en strijd vanuit belangen, maar door dialoog en gezamenlijk verkennen. De focus ligt meer op luisteren, op het creëren van een gedeeld beeld, dan op zaken doen. Onderhandelen is soms ook nodig, maar dat doe je niet in deze safe space die voorwaardelijk is voor het smeden van relaties tussen betrokkenen en uiteindelijk voor een common ground.
Bestuurskundige Geert Teisman noemt deze safe space ‘tussenruimte’. Hij stelt dat organisaties eigenlijk niet kunnen innoveren. Mensen gelukkig wel. Maar alleen als die een beetje los kunnen komen van hun eigen organisatie. Dat doe je in zo’n tussenruimte, waar je elkaar echt kunt ontmoeten, waar je je open stelt, kwetsbaarheid toont en wilt leren van elkaar. Een plek ook om afspraken te maken, die niet afhangen van het uitspreken van een ‘machtswoord’. Het gaat om een gezamenlijk proces van betekenisgeven, en afspraken maken die anderen zó positief beoordelen, dat ze ‘daar zelf voor gaan lopen’.
Processen van gebiedsinnovatie staan of vallen bij de kwaliteit van deze tussenruimte. Is er iemand die zo’n tussenruimte bewust neerzet? Is er lef en doorzettingsvermogen om alle stakeholders hierin uit te nodigen, of blijft het beperkt tot een klein en bekend gezelschap? Wordt er tijd en aandacht besteed aan de ontmoeting in de tussenruimte? Zijn er hoeders van deze ruimte die ‘m in stand houden — ook als het moeilijk wordt — zodat onderling vertrouwen kan groeien en er echte samenhang kan ontstaan in plannen en uitvoering?
“Ik ben er sprakeloos van, jij vertelt iets waar ik heel lang mee bezig ben. De herkenning van die eenzaamheid, in je eentje proberen en proberen.”
— Deelnemer tweedaagse Mariënwaerdt
3 Middelen die meerdere doelen dienen
Een bijna automatisch effect van het uitnodigen van uiteenlopende perspectieven om met elkaar op een goede manier in gesprek te gaan, is dat we anders gaan kijken en denken. Dat is ook nodig. Want het standaard denken gaat vaak als volgt. Er is een probleem, en ons doel is om dat probleem op te lossen. Dus zoeken we naar een middel om dat doel te behalen. We denken maar aan één doel en zoeken het beste middel om dat te bereiken. Klaar. Maar wat we dan over het hoofd zien, is dat er ook een heleboel andere doelen zouden kunnen profiteren van dat middel.
Een concreet voorbeeld van dit principe is de voorgenomen productie van waterstof in Zeeland. Het doel is om in bepaalde industrieën aardgas te vervangen door waterstof, voor. Het middel is electrolyse, waarbij groene stroom wordt omgezet in waterstof en zuurstof, in een klein aantal faciliteiten met grote capaciteit.
Als je het overzichtelijk wil houden, laat je het daarbij. Maar dan laat je wel een enorme kans op extra CO2-reductie liggen. Want een ander doel waar met hetzelfde middel van elektrolyse aan kan worden bijgedragen, is de warmtetransitie. Want in het proces komt veel restwarmte vrij, waar talloze woningen en andere gebouwen mee kunnen worden verwarmd. Maar dan moet er naast de grootschalige elektrolyse ook oog zijn voor het belang van kleinschalige elektrolyse op plekken waar die bijvangst van restwarmte en zuurstof optimaal benut kan worden. Dit besef dringt steeds meer door, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de aanbeveling ‘Grootschalig voor de industrie, kleinschalig voor de regio’ uit het Werkplan Nationaal Waterstof Programma 2022-2025.
Een monofunctioneel en eenzijdig perspectief, niet geworteld in de veelzijdigheid van opgaven en eigenheid van gebieden, gaat voor één doel. Gebiedsinnovatie gaat voor verbreding van perspectieven, zoekt naar nieuwe combinaties, en naar meerwaarde door de integratie van verschillende doelen en middelen. Het nodigt daarmee uit om daadwerkelijk anders te kijken en te denken, met soms de ontdekking van verborgen schatten als gevolg.
4 De onderstroom: verdiepen van verbinding
Gebiedsinnovatie kun je zien als een zoektocht, als een reis waarbij je samen met anderen nieuwe plekken bezoekt — fysieke plekken, maar ook in overdrachtelijke zin: nieuwe mensen, nieuwe manieren van denken, andere kennisdomeinen. Die zoektocht heeft ook een innerlijke dimensie, die je zou kunnen zien als een innerlijke reis. Deze gaat minder over wat je weet, en meer over wat je voelt. Geen harde feiten, maar intuïtie. Minder hoofd, meer hart en handen.
Tijdens deze innerlijke reis stel je jezelf de vraag: waar zit mijn bezieling in relatie tot mijn werk? Hoe ben ik verbonden met deze grond, met dit gebied? Het is verbonden met je eigen purpose en wordt soms meer geholpen door stilte en bezinning dan door ideeën en actie. Het is een minder grijpbare dimensie waar niet iedereen direct het nut van inziet, maar die tegelijkertijd waardevol blijkt in het verdiepen van de verbinding met het gebied, met degenen met wie je samenwerkt, en met jezelf.
“Ik ging eerst heel erg de inhoud in. Ja, het is best lastig om je organisatie-jas aan de kapstok te hangen. Het werd me vanmorgen gevraagd: ‘Wat vind je nou persoonlijk’? En gaandeweg de dag merk ik dat het steeds persoonlijker wordt - wat doet het nu met mij?”
— Deelnemer tweedaagse Mariënwaerdt
De gebiedsopstellingen die tijdens het Nieuwe Kompas symposium in Woerden werden gehouden waren sprekende voorbeelden hiervan. Bij de start van een sessie probeerde een deelnemer nog om een goed inhoudelijk argument erin te gooien, hopende op een discussie. Maar de aandacht van de groep werd met stevige hand geleid naar een opstelling van het krachtenveld rond een projectleider uit Zeeland. Het systeem van actoren en hun onderlinge relaties werden ruimtelijk belichaamd en onderzocht. De opstelling maakte patronen inzichtelijk en voelbaar, op een manier die niet mogelijk is met een rationele, mentale insteek.
Processen van gebiedsinnovatie zijn gebaat bij aandacht voor deze minder grijpbare dimensie, de onderstroom. Op die manier wordt namelijk voelbaar wat uitgesloten is geweest in het verleden, maar graag in beeld gebracht wil worden. Of kan blijken waar de balans tussen geven en nemen niet klopt in een gebied, met allerlei excessen als gevolg. Het kan ook laten zien op welke vlakken maatschappelijk gezien een bestemming bereikt is en het tijd is voor een nieuwe bestemming.
Juist voor de kwaliteit van uiteindelijke oplossingen, voor de diepgang van het gezamenlijk denken, kan het behulpzaam zijn om werkvormen en rituelen te gebruiken die bezinning en stilte uitnodigen. En helpt het om een groep comfortabel te laten zijn met een fase van niet- weten, van chaos verdragen en wachten tot er heldere inzichten opkomen en beelden van de toekomst die zich wil manifesteren. De vormen, rituelen en plekken die je hierbij kiest, doen ertoe. Kom bij elkaar in het gebied zelf, buiten, in de velden, in het bos en bij het water. Vul niet alle tijd die je samen hebt met taal en betekenis, maar laat iedereen af en toe ook z’n ogen dicht doen en naar binnen gaan.
Tijdens de tweedaagse in Mariënwaerdt werkten we vanuit een kunst-installatie genaamd Het Nieuwe Kompas, met de vier windrichtingen gemarkeerd met grote vlaggen en een brandend vuur in het midden. Dit vuur was de sacred space die de universele verbondenheid van alles en iedereen symboliseerde; de impliciete orde. Tegelijkertijd werden er elders op het terrein inhoudelijke vraagstukken onderzocht in sessies, dit waren de working spaces, de expliciete orde. Juist de integratie van die verschillende dimensies leidde tot een verdiepende ervaring bij veel deelnemers.
“De waarde ‘dat wat leven geeft’ vind ik heel inspirerend. Zo helder. We hebben het vaak over systemen, opgaven en visies. Dan wordt het complex en ingewikkeld. Maar als je kijkt naar wat maakt dat mensen zich levend voelen, kom je altijd bij de essentie terecht.”
— Deelnemer tweedaagse Mariënwaerdt
5 Institutionele vernieuwing: regels, wetten, financiering
Na vier principes die echt over gebiedsinnovatie zelf gaan, tot slot nog iets over de institutionele kaders waarin we opereren. Want die zitten soms behoorlijk in de weg. Veel zal moeten veranderen om gebiedsinnovatie mogelijk te maken: wat we wettelijk toestaan of juist verbieden, hoe we regels opstellen en handhaven, of hoe we met waarde en geld omgaan. Dit gaat zowel om het aanpassen van wetten, regels en beleid (de harde, juridische kant), als om het creëren van een andere cultuur, een andere logica aan de vergadertafels waar wordt bepaald wat wel en niet mag, wie wel of juist geen geld krijgt.
Als het bijvoorbeeld gaat om financiering van grote ontwikkelingen in gebieden, dan gebeurt het maar zelden dat verschillende geldschieters (publiek, privaat, filantropie, crowd-funding, etc.) echt samen investeren. Dat ze vanaf het begin samen aan tafel zitten en bereid zijn elkaar te vertrouwen, en dus een werkelijk gezamenlijk plan kunnen maken. Als dit meer zou gebeuren, of zelfs normaal zou worden, dan kan zo’n blended finance immense impact creëren.
Een ander probleem is dat veel nieuwe ontwikkelingen vaak last hebben van bestaande wet- en regelgeving. Die is vaak opgesteld vanuit de beste bedoelingen, maar heeft soms een verstikkend effect op innovatieve oplossingen die brede steun genieten. Soms negeer je gewoon de regels en kom je ermee weg (maar dit heeft wel grenzen). Soms moet je de regels aanpassen, waarbij het wel wat sneller mag gaan dan nu vaak gebeurt. En in sommige gevallen moeten we misschien wel toe naar een ander soort regels, waar meer wordt gewerkt vanuit principes en minder vanuit rigide richtlijnen.
Of neem een praktisch onderwerp als grondprijzen. Rijksadviseur Jannemarie de Jonge benoemt dat veel gemeenten hun grond vaak automatisch voor de hoogste prijs willen verkopen. Maar we weten dat een gezonde agrarische bedrijfsvoering — binnen de stikstofgrenzen — vraagt om een meer extensieve landbouw. En dat gaat nou net niet lukken met die grondprijzen. Het belang van publieke inkomsten op korte termijn zou beter moeten worden afgewogen tegen publieke belangen op de langere termijn, zoals echt gezonde grond kunnen doorgeven naar volgende generaties, aldus de Jonge.
Bij deze ‘grote verbouwing’ gaat het ook om macht en eigenaarschap. Wie trekt er uiteindelijk aan de touwtjes? Wie heeft de macht om bepaalde beslissingen te nemen? Wie strijkt de winst op die uit een investering voortvloeit? Het windmolenpark Deil is uniek juist omdat de windmolens deels eigendom zijn van de gemeenschap en een deel van de winst daardoor naar het gebied stroomt, in plaats van naar de zakken van anonieme aandeelhouders elders.
Of het nou gaat om regels, wetten, financiering, eigenaarschap of andere institutionele aspecten; verandering is op veel fronten noodzakelijk. Om de belofte van gebiedsinnovatie vaker, beter, sneller waar te kunnen maken, moeten we niet alleen kijken naar het spel, maar ook naar het speelveld en de spelregels.
Wortel schieten om ver te komen
De vlag wappert onrustig. Het aantal urgente ruimtelijke opgaven in Nederland is niet meer op twee handen te tellen. En we hebben de niet-ruimtelijke opgaven maar even buiten beschouwing gelaten, terwijl de samenhang ook daar geldt. De druk op bepaalde dossiers is groot en dan is het niet eenvoudig om te vernieuwen, om van de gebaande paden af te gaan. Niet iedereen wil tijd vrijmaken voor ‘ontmoeting in de tussenruimte’. En sommige wetten worden maar niet aangepast, ook al is het hoog tijd. Makkelijk is het niet.
Maar uiteindelijk is het enige echt duurzame pad dat van verbreden en verbinden. Van wortel schieten, in de grond onder onze voeten maar ook in elkaars achtergronden en verhalen. Laten we onze haast inruilen voor momentum, namelijk het momentum dat ontstaat als je uiteenlopende krachten weet te bundelen. Een bekend Afrikaanse spreekwoord vat het samen met: “Wil je snel gaan, ga dan alleen. Wil je ver komen, ga dan samen.”
Het is niet zo dat we niet snel zouden willen gaan. Het is eerder dat we het ons niet kunnen veroorloven om niet ver te komen, wij mensen op deze mooie aarde.
“Adem diep in, laat het weer gaan. Laat je bewegen door de zon en de maan.”
— Lied van de tweedaagse ‘Laat je bewegen’